Gezamenlijk gedragen eenduidig gemeentelijk beleid kan dorpshuizen en wijkcentra in hun kracht zetten ten behoeve van de leefbaarheid. Gemeente Súdwest-Fryslân is na gemeentelijke herindeling inmiddels de grootste gemeente van Nederland. Uitdaging bij zo’n gemeentelijke herindeling is om het beleid -dat de verschillende gemeenten altijd op hun eigen manier invulden- op één lijn te krijgen. En die uitdaging geldt ook voor het beleid rond de 65 dorpshuizen die Súdwest Fryslân rijk is. Een uitdaging die Rizoem niet laat liggen natuurlijk!
Samen met Enneüs (onderzoek- en adviesbureau) deed Rizoem onderzoek naar de bijdrage van mienskip in grote en kleine kernen in de gemeente Súdwest Fryslân. De besturen van alle ontmoetingsplaatsen (dorpshuizen, wijkgebouwen en multifunctionele centra) hebben in de afgelopen periode een vragenlijst ingevuld en/of zijn geïnterviewd. Daarbij is er gevraagd naar: de samenstelling van de besturen, de werkzaamheden van de vrijwilligers, de hoeveelheid en het type activiteiten, meerwaarde voor de sociale cohesie in buurt en wijk, en ga zo maar door. Vragen die inzicht geven in de stand van zaken op het vlak van het sociale domein. Daarnaast is in kaart gebracht hoe het vastgoed erbij staat.
De ontmoetingsplaatsen dragen bij aan mienskip; dat staat als een paal boven water. Daarnaast beschikken min of meer alle besturen over voldoende bestuurskracht, ontbreekt het de ontmoetingsplaatsen niet aan vrijwilligers en activiteiten en vormen de mienskip de levensader van het dorp of de wijk. Verder laat het onderzoek mooie voorbeelden zien van fraai ingerichte dorpshuizen in onder andere Schraard, Itens en Idsegahuizum. De dorpshuizen in Folsgare en It Heidenskip vullen de leemte op van de weggevallen lagere school en in dorpshuis De Trilker hangt nog altijd de hippie-sfeer waarmee het dorp Poppenwier bekendheid wierf.
Daar waar de bevindingen de sociale cohesie en leefbaarheid betreffen, zijn ze eenduidig: de mienskip zijn absoluut van toegevoegde waarde. Daar waar het de bouwkundige en energetische staat van de gebouwen betreft, verschillen de bevindingen van dorp tot dorp en stad; afhankelijk van omvang, leeftijd en (ontbreken van) onderhoud van het gebouw. “Je als gemeente beperken tot het geven van een vastgesteld bedrag voor alle mienskip, zou geen recht doen aan de onderlinge verschillen. Hier is dus maatwerk geboden. Het is nu aan de gemeente om op basis van alle bevindingen beleid te gaan maken: soms zal dat algemeen beleid kunnen zijn en soms is maatwerk nodig. Maar het beleid zal altijd onderbouwd kunnen worden met de bevindingen uit ons onderzoek”, aldus Alexander.